Cultuur en stedelijke vernieuwing
Woensdag 2 maart ging wethouder Hilde van Garderen in het kader van de ‘Dag van Almere’ in gesprek met vertegenwoordigers uit zowel de culturele sector als de vastgoedsector over het thema ‘de waarde van cultuur bij stedelijke vernieuwing’. Aanleiding voor dit onderwerp vormde onder meer de ontwikkeling van het cultuurhuis Almere Buiten Centrum en de inzet van Corrosia bij de stedelijke vernieuwing van de binnenring van Almere Haven.
De gesprekspartners van wethouder Van Garderen waren Myron Jacobs van Domus Vastgoedontwikkeling, Simon van Dommelen van stichting LOLA (Leegstandsbeheer), Ronald Vernooij directeur Corrosia, Jos van Hulst directeur van Suburbia en voorzitter van de DOKA, Mirjam Flik, projectleider cultuurhuis Almere Buiten. Het werd een boeiend en levendig gesprek waarin vanuit zowel door de culturele als de vastgoedsector werd bepleit om toch vooral ruimte beschikbaar te stellen voor spontane lokale initiatieven: laagdrempelig, toegankelijk en zichtbaar. “Als we de deuren openzetten, komen de initiatieven vanzelf” , zo was de stellige overtuiging van de deelnemers. Mooi actueel voorbeeld hierbij was natuurlijk het ontstaan van de CultuurDôme in Almere Buiten (voormalige WoonDôme).
Naar de gemeente werd vooral de oproep gedaan om dit te faciliteren en ruimte te bieden en vooral niet top down te sturen. Dit alles onder het prikkelende motto: “cultuur ontstaat daar waar de gemeente niet kijkt”. Interessant was ook het beeld dat dit als een soort van ‘nomade’-achtige verschijning zich door de stad zou moeten kunnen bewegen. Met andere woorden: het is niet erg als spontane initiatieven na een paar jaar weer ophouden.
Verschillende voorbeelden uit het land kwamen langs waarin juist deze bottum-up initiatieven een belangrijke positieve impuls bleken voor de verbetering in kwaliteit en uitstraling van een gebied. De gemeente werd daarbij opgeroepen om meer flexibiliteit te tonen en lef om mee te bewegen met deze initiatieven.
Tegenhanger van het pleidooi voor tijdelijke en informele plekken was toch ook wel de hartenkreet om als stad te investeren in professionele culturele voorzieningen en gezelschappen. Gesproken werd over de waarde van cultuur voor de samenleving. Dit zou niet telkens opnieuw ‘politiek bevochten moeten worden’ maar een vanzelfsprekendheid moeten zijn, waarbij de politiek bereid is om hier fors en structureel op te investeren.
Kenmerkend was natuurlijk de wijze hoe de gehele culturele sector werd geraakt door de coronacrisis en op de laatste plaats kwam. Alle aanwezigen waren het er over eens dat cultuur niet als ‘op zichzelf staand’ bekeken moest worden, maar vooral bezien moest worden in de relatie tot en de waarde die het heeft voor de samenleving.